Spartax is een internetmedium dat betrouwbare informatie en tools wil aanbieden aan de fiscale professional. Getuige daarvan is de eerste tool inzake de waardering van vruchtgebruik die u kan vinden op www.spartax.eu. Daarnaast wenst Spartax u ook een nieuwsbrief aan te bieden, die niet zomaar de nieuwsfeiten uit de gebruikelijke fiscale nieuwsbrieven herkauwt. Steeds wordt de focus gelegd op één item inzake vastgoedfiscaliteit: een markant precedent, een dreigend gevaar of een verleidelijke opportuniteit.
Zelfstandigen en bedrijfsleiders kunnen een private woning, gaande van de praktijkwoning van de dokter tot diens appartement aan zee, verwerven middels hun vennootschap en zichzelf vervolgens een loon in natura toekennen, bestaande uit het "gratis" gebruik van het onroerend goed. Op dit "gratis" gebruik moet dan wel belasting betaald worden – net zoals een belasting betaald moet worden indien de firmawagen van de vennootschap ook voor privé-kilometers wordt gebruikt – die berekend wordt op basis van het kadastraal inkomen van het onroerend goed.
Niet zo heel lang geleden ondernam de fiscus in bepaalde regio’s van het land stelselmatige pogingen om de fiscale aftrek van dergelijke vastgoedaankopen te verwerpen. Het bekendste symbooldossier was ook hier het appartement aan zee van de dokter, zij het dat dit zich hier niet toe beperkte in de praktijk. Ook de hoofdverblijfplaats van een bedrijfsleider (indien deze in een vennootschap steekt) of zelfs de praktijkwoning van een huisarts (waarvan het gedeeltelijk maar substantieel beroepsgebruik niet kan worden ontkend) waren her en der kop van jut. Gedurende lange tijd hanteerde de fiscus o.m. de statutaire doelomschrijving van de vennootschap (vb. "de beoefening van de geneeskunde") als waardemeter en verwierp aldus de aftrek van de kosten, stellende dat het aankopen van een appartement aan zee niets van doen heeft met het beoefenen van de geneeskunde.
De vele twisten resulteerden in omvangrijke rechtspraak en zelfs het Hof van Cassatie diende als opperrechter verschillende malen uitspraak te doen over de problematiek. De rechtspraak van het Hof van Cassatie is echter doelbewust enigszins sibillijns en gaf dan ook aanleiding tot de meest uiteenlopende conclusies in de praktijk. Anno 2015 schonk het Hof in meerdere arresten echter bijzonder klare wijn door te poneren dat (1) kosten niet meer moeten passen binnen de doelomschrijving of de maatschappelijke activiteit om fiscaal aftrekbaar te kunnen zijn, (2) kosten die gemaakt zijn met het uitsluitend doel een belastingvoordeel te verkrijgen evenmin per definitie niet aftrekbaar zijn en (3) het voorgaande een kentering was in haar eigen rechtspraak.
De media kreeg lucht van deze uitspraken en besloot hieruit dat kosten van "appartementen aan zee" vroeger helemaal niet aftrekbaar waren en krachtens de gewijzigde rechtspraak van het Hof van Cassatie thans zonder belemmering of nuance volledig aftrekbaar zijn. Dergelijke extremen zijn echter zelden van deze wereld. Op basis van de oudere Cassatierechtspraak moesten de kosten van een tweede verblijf zonder meer fiscaal worden aanvaard indien het dossier feitelijk en fiscaal coherent en evenwichtig was. Sinds de nieuwe rechtspraak is er evenmin een blanco cheque, want exorbitante uitgaven kunnen nog steeds fiscaal worden beteugeld (artikel 49 WIB 1992: geen "kosten om belastbare inkomsten te verwerven of te behouden" of artikel 53, 10° WIB 1992: kosten die in een onredelijk verband staan tot de beroepsbehoeften).
Kortom, een dergelijke investering moet nog steeds met de nodige zin voor maat en evenwicht worden beoordeeld en het verdient alle aanbeveling een dossier op te bouwen als weergave van al deze overpeinzingen. Het kan met andere woorden niet genoeg worden benadrukt om het dossier op te vatten als een toepassing van het at arm’s length-principe en dus enkel bezoldigingen (in natura) toe te kennen die onafhankelijke bedrijfleiders ook zouden verkrijgen op basis van hun merites (benchmarking). Kosten noch moeite mogen in deze worden gespaard om een rechtszeker dossier op te zetten, waarbij economisch realisme centraal moet staan.
De wetgever heeft echter het laatste woord en het is daarom belangrijk de lezer attent te maken op een recent wetsvoorstel over deze materie (St. Kamer 2015-2016, Doc 54, 1557/001 – zoals ook aangehaald in J. Van Dyck, "Wat is nog de betekenis van de ‘bezoldigingstheorie’?", Fiscoloog 2016, afl. 1469, p. 8). Hiermee wordt het volgende beoogd:
- het wettelijk bekrachtigen van de fiscale spelregels inzake aftrek zoals die bestonden tot voor de arresten van 2015;
- de onduidelijkheid wegnemen in het debat over de doeloverschrijdende handeling, met name of men moet toetsen aan de doelomschrijving uit de statuten dan wel aan de werkelijke activiteit van de vennootschap;
- de aftrek voor privé-uitgaven, waarvoor natuurlijke personen geen aftrek kunnen claimen, aan banden leggen voor vennootschappen;
- enkele voorbeelden inlassen in de wet van wat als niet-aftrekbaar moet worden beschouwd.
Het bovenstaande lijkt te wijzen op een harde landing voor de belastingplichtige na de Cassatiearresten van 2015. Het voorstel van wettekst zelf is daarentegen vrij elegant en evenwichtig verwoord, met name:
- de aftrek van de kosten is enkel nog toegestaan indien deze kosten passen binnen de maatschappelijke doelomschrijving OF de werkelijke activiteit van de vennootschap; zodoende ontzenuwt dit enerverende discussies uit het verleden, waarbij elk woord van de statutaire doelomschrijving onder het vergrootglas werd gelegd, met alle artificiële gevolgtrekkingen van dien; noteer ook dat deze problematiek van verworpen uitgaven veel verder gaat dan de kosten van vastgoed alleen;
- kosten gemaakt om voordelen in natura te verstrekken, zijn enkel nog aftrekbaar indien zij kaderen in de maatschappelijke doelomschrijving of activiteit en indien het bedrag ervan in verhouding staat tot het door de bedrijfsleider geleverde werk; van belang is hierbij zoals gezegd om dossier goed uit te balanceren en ook op gepaste wijze proactief te stofferen; in wezen is dit echter niets nieuws aangezien hierboven al werd gesteld dat de fiscus sowieso reeds bij machte was om overdrijvingen aan te pakken;
- finaal worden voorbeelden gegeven van kosten die niet meer aftrekbaar zijn; in feite zijn dit gewoon de klassieke betwistingen uit het verleden, bestaande uit overdreven voordelen in natura, cash drain-operaties, etc.; de lijst is evenwel exemplatief en zou aangevuld kunnen worden door de Koning.
De conclusie is dus geenszins dat er een bom is gelegd onder de aftrekbaarheid van de kosten van private woningen of zelfs tweede verblijven. Integendeel, de aftrekbaarheid wordt er impliciet mee bevestigd, zij het dat duidelijk gemaakt wordt dat er (gezonde) limieten zijn. Een dergelijk wetgevend fiscaal initiatief lijkt eerder ongewoon maar moet met open armen worden onthaald. Het is immers geen kettingreactie op de rechtspraak van het Hof van Cassatie maar een weloverwegen terugkeer naar het centrum, met respect voor de basisprincipes van ons belastingstelsel. Men kan zich de vraag stellen of dit allemaal nodig is, gelet op het bestaan van o.a. het geciteerde artikel 53, 10° WIB 1992 om zelfs na de Cassatie-revolutie overdrijvingen aan banden te leggen. In elk geval is wel het de kortste/snelste weg naar de "rustige rechtszekerheid". Elk initiatief in die zin verdient dan ook alle lof.
Indien u vragen, suggesties of opmerkingen heeft omtrent deze nieuwsbrief, contacteer ons dan zeker op info@spartax.eu. Surf ook even naar onze website www.spartax.eu om te zien wat wij allemaal te bieden hebben.