Spartax is een nichekantoor inzake vastgoedfiscaliteit, dat vernieuwend is door constant de portefeuille van optimalisatiemogelijkheden inzake vastgoed te verrijken met nieuwe creatieve ideeën en door kennis te delen op alle mogelijke manieren (zie bijvoorbeeld onze diverse tools, zoals onder meer de Spartax-waardering van vruchtgebruik). Met onze nieuwsbrief proberen we precedenten te belichten op een scherpere wijze dan de klassieke fiscale media of om nieuwtjes te delen.
Recente rechtspraak als trigger voor deze nieuwsbrief
Kort geleden heeft het Hof van Beroep te Brussel zich in twee arresten uitgesproken over de problematiek van de waardering van het vruchtgebruik (Brussel 9 november 2021, 2016/AF/245 en 7 juni 2022, 2017/AF/91).
Deze materie heb ik reeds besproken in een pas verschenen artikel in de Fiscale Actualiteit (R. Messiaen, “Waardering vruchtgebruik: Brussels hof predikt ‘balans in waardering’”, Fisc.Act. 2023, afl. 17, p. 6-11).
Aangezien de problematiek daarin ruim is omschreven en vermits er ook geen inbreuk mag worden gemaakt op het auteursrecht, wordt hierbij een beknopte weergave verstrekt van het onderwerp. Het betreft nieuwe en heldere rechtspraak die terecht de juiste accenten legt en mogelijk richtinggevend wordt voor de praktijk. Voor meer toelichting wordt verwezen naar de bijdrage in Fiscale Actualiteit.
De Leuvense voedingsbodem
In 2016 heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven vier vonnissen uitgesproken omtrent deze problematiek. Twee daarvan maakten het voorwerp uit van voormelde procedures in hoger beroep bij het Hof van Beroep te Brussel. Belangrijk om mee te geven is dat er van alles iets in deze dossiers stak. Immers ging het in deze enerzijds om een dossier waarbij de methode van de rulingcommissie werd toegepast, terwijl dat in het andere geval net niet zo was. Een fijn maar allesbehalve onbelangrijk detail is tevens dat het Hof van Beroep in deze telkens was samengesteld door dezelfde, alleen zetelende raadsheer. De beide arresten komen aldus uit dezelfde pen, waardoor ze heel goed naast elkaar kunnen gelegd worden en met elkaar kunnen vergeleken worden.
Duidelijke lessen van het Hof
Het Hof van Beroep poneert in de twee, quasi volledig gelijkluidende, arresten de volgende stelregels :
- Er is geen verplichte methode opgelegd in het Wetboek van inkomstenbelastingen;
- Er moet gewerkt worden met een bedrijfseconomische waardering en niet met een forfaitaire waarderingsmethode zoals van het Wetboek van registratierechten;
- Er bestaat geen unieke methode die alle andere in de schaduw zet; bijgevolg kan de fiscus ook geen methode opleggen; aansluitend bij het voorgaande is het zo dat de fiscus de bewijslast draagt; indien zij bijgevolg van oordeel is dat de methode van de belastingplichtige niet voldoende kwalitatief is, dient zij dit aan te tonen;
- Als antipode moet de belastingplichtige ook aantonen dat hij voldoende secuur te werk is gegaan;
- Als laatste punt, voor wat betreft historische dossiers, wordt ook duidelijk meegegeven dat het dossier moet worden beoordeeld volgens de toenmalige tijdsgeest; weinig materies kennen immers een dergelijke evolutie en voortschrijdend inzicht als de problematiek van de waardering van het vruchtgebruik; later verworven inzichten mogen dus niet worden geprojecteerd op oudere dossiers.
Eerste tussenstop : lessen voor het verleden
Wat leert dit ons over dossiers uit het verleden, die thans worden gecontroleerd door de fiscus? Het Hof van Beroep te Brussel poneert duidelijk en terecht dat dossiers moeten worden beoordeeld volgens de toenmalige tijdsgeest. Voor wat historische dossiers betreft kan enkel worden vastgesteld dat zeker de Vlaamse Hoven van Beroep massaal trouw blijven zweren aan de Methode Ruysseveldt. Het Hof van Beroep te Brussel brengt daar nu een nuancering op aan op basis van deze nieuwe arresten. Blind varen op basis van zogeheten “algemeen aanvaarde methodes” is niet voldoende. Men moet kritisch en bij de pinken blijven. Echter moet men zich voor de beoordeling wel terugplaatsen op het tijdstip van de feiten zelf. Voortschrijdend inzicht dat in “de sector” nadien is opgebouwd, mag niet in de waardering worden betrokken à charge van de belastingplichtige.
Dit betekent dat de methode van de fiscus voor die dossiers op het niveau van het Hof van Beroep nog geen enkele bijval heeft gekregen. Dit staat in schril contrast met de ervaring op het terrein, waarbij de fiscus zich alwetend gedraagt en meent, minstens wat het eindresultaat betreft, dat haar methode te nemen of te laten is. Het enige besluit dat hieruit kan worden getrokken, is dat belastingplichtigen bij debatten met de fiscus best voet bij stuk blijven houden.
Tweede tussenstop : wat met de toekomst ?
Belangrijk is wel dat men zich niet in slaap laat wiegen door de empathie die de rechtspraak opbrengt voor het verleden. Men mag zich bijgevolg niet blind staren op de historische rechtspraak, maar omgekeerd betekent dit dat als men rekening moet houden met de tijdsgeest, men op vandaag en voor de toekomst moet waarderen conform hedendaagse (of te verwachten) normen.
Zodoende zijn er een aantal minimum vereisten waarmee men in een waardering zeker moet rekening houden (o.a. rekening houden met de bijkomende kosten, al moet de methode van de fiscus de rol daar reeds lossen).
Wat de houding van de fiscus betreft is het een beetje koffiedik kijken, al zal er op korte termijn allicht niet veel veranderen. Sommige ambtenaren binnen de fiscus breken nu reeds een lans voor een strengere variante van de hedendaagse methode. Andere bronnen menen dan weer enige versoepelingen te bespeuren zijn in het standpunt van de fiscus, zij dat het te vroeg is om victorie te kraaien. Allicht zal het nog enige tijd bij deze methode blijven en moeten nog een aantal veldslagen in rechte worden gewonnen vooraleer de fiscus het geweer van schouder zal veranderen.
Verwarring rond het verschil tussen methode en parameters
Een goede waardering vereist een correcte combinatie van een zorgvuldig geselecteerde methode, die op haar beurt gevoed wordt met realistische parameters. Indien de fiscus niet akkoord is met het ene of het andere, dan kan zij iets anders in de plaats stellen. Echter gaat het niet op om louter niet akkoord te gaan met de methode om ook volledig andere parameters te nemen en vice versa.
In de praktijk lijkt het dezer dagen vooral te gaan om de keuze van de juiste methode, met name kan de fiscus haar methode opleggen of niet. Voor wie de materie beter doorgrondt, lijkt het echter vooral een debat te zijn omtrent de parameter van de actualisatievoet (de rendementseis). Immers biedt de methode van de fiscus de actualisatievoet op een dienblaadje aan. Ook in de bovenstaande rechtspraak was het o.m. vooral de vraag of de actualisatievoet nu al of niet correct was. Het debat rond de methodes lijkt vooral een mistgordijn, aangezien het in wezen vooral gaat om een debat omtrent de actualisatievoet. Uiteraard is dit niet voor de volle 100% juist, aangezien de methode van de fiscus nog een aantal rariteiten bevat zoals de niet-indexering van de huurwaarde en het niet rekening houden met de bijkomende kosten.
Voor wat de toekomst betreft is het zaak om bij de pinken te blijven. De Brusselse rechtspraak stipt terecht aan dat er secuur en conform de tijdsgeest moet worden gewaardeerd. Hierbij moet men rekening houden met de inzichten die reeds verworven zijn en het feit dat het specialistenwerk is, waarbij men zich niet achter slappe excuses kan verschuilen. Het komt er dus op aan om kritisch en ambachtelijk de waarderingen op te maken, zodat elke keuze, zowel voor de methode als voor de individuele parameters, gebaseerd is op zo betrouwbaar mogelijke informatie. Gemakkelijkheidsoplossingen onder het mom van allerhande excuses kunnen niet meer overtuigen. Zo zweert ons kantoor persoonlijk bij de dubbele waardering, met name zowel de waardering uit hoofde van de vruchtgebruiker als de waardering uit hoofde van de blote eigenaar, teneinde een perfect analytisch overzicht te hebben van het volledig dossier.
Methode van de fiscus: meer achteruit dan vooruit?
Op basis van de voorgaande (terechte) rechtspraak lijkt de methode van de fiscus toekomstgericht niet over de beste kaarten te beschikken. Voor wie tussen de lijnen leest, is de verplichting om conform de tijdsgeest te waarderen een tweesnijdend zwaard: wat coulanter voor het verleden en wat strenger voor de toekomst. Zodoende moet de waarderingstechniek worden verfijnd om actueel te blijven.
De methode van de fiscus is echter geen verfijnde methode, wel integendeel. Het is een pseudo-forfaitaire waarderingsmethode, daar waar forfaitaire waarderingsmethodes scherp de wacht worden aangezegd door de rechtspraak. Het is ook een niet verfijnde methode, aangezien tal van basisprincipes overboord worden gegooid om het ultieme doel te bereiken: een mathematische garantie dat de waarde van het vruchtgebruik nooit hoger wordt dan de waarde van de volle eigendom.
In het licht van de (terechte) visionaire argumentatie van het Brusselse Hof, lijkt deze methode dan ook meer een stap achteruit in plaats van een noodzakelijke stap vooruit. In een transparant geschil met een goed uitgewerkte waardering in hoofde van de belastingplichtige (waar het in de ene casus net goed fout liep), lijkt de methode van de fiscus dan ook snel veel van haar (vermeende) pluimen te gaan verliezen.
Besluit
De conclusie van de analyse van beide arresten is dan ook dat de fiscus gelijk lijkt te halen met haar methode in één van beide dossiers, zij het dat dit schijn is. De aanpak van de belastingplichtige in dat ene dossier was dermate lamentabel dat al wat in de plaats werd gesteld per definitie beter was. Bovendien focuste het Hof zich vooral op de actualisatievoet, zonder uitdrukkelijk stil te staan bij de diverse neveneffecten van de berekening van de fiscus.
Het is dan ook te verwachten dat de fiscus in een duel op het scherp van de snee de duimen zal moeten leggen. Akkoord gaan met de waarderingsmethode van de fiscus op een fiscale controle, hoeft dus zeker niet. Deze methode met gerust gemoed hanteren in een dossier, is evenzeer een illusie.
Dit hoeft niet te verwonderen. Waarderen, zowel van vruchtgebruik als van pakweg aandelen van een vennootschap, is een ambacht. Er bestaat geen one size fits all-aanpak die zelfs de onwetende neofiet toelaat met de vingers in de neus correct te waarderen. Niettemin is dit net de roeping van de methode van de fiscus, met name alle ambtenaren uniform laten waarderen, ongeacht hun kennis terzake. Dat streven is nobel. Het is alleen bij voorbaat gedoemd om te mislukken. Expertise reikt zichzelf niet op een dienblaadje aan.
Heeft u vragen of opmerkingen? Aarzel dan niet om ons te contacteren op robin.messiaen@spartax.be of op 0491/06.01.79.