Ontvang gratis onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte!
Leasing is in wezen een financieringsoperatie annex gebruiksrecht. De leasingnemer (lessee) verwerft een gebruiksrecht (doorgaans huur, zij het dat dit even goed met erfpacht, opstal, etc. kan) en betaalt daarvoor een periodieke vergoeding (per maand, kwartaal, etc.). Simultaan met het gebruiksrecht is dit eveneens een afbetalingsplan, waarbij een deel van de huur dient als afbetaling van de prijs. De huurtermijnen worden aldus opgedeeld in een component “intrest” (als compensatie voor de uitgestelde betaling) en een component “kapitaal” (als afbetaling in schijven van de prijs). Dit maakt dat de leasetermijnen normaliter ook veel zwaarder zullen doorwegen dan een gewone huurprijs, vergelijkbaar met de afbetaling van een hypothecair krediet. Bij lease is er de mogelijkheid voor de leasingnemer om op het einde van het contract (bij vastgoed doorgaans 15 jaar en soms 20 jaar in de praktijk, zij het dat er in regel ruime contractuele vrijheid is) het volledige onroerend goed te verwerven door het saldo van de prijs (aangezien de kapitaalsfractie van alle leasetermijnen in mindering mag gebracht worden van de aankoopprijs) te betalen. Deze aankoopoptie wordt van meet af aan in het contract voorzien. In contracten met leasingmaatschappijen is er steeds ook een huuroptie, zij het dat dit om praktische en fiscale redenen is.
Niets belet dat een leasing wordt opgezet tussen andere vennootschappen dan leasingmaatschappijen (lessor) en vennootschappen. Dit gebeurt ook courant tussen verbonden vennootschappen, zij het dat dit vaak ook om de verkeerde (en snel doorprikbare) redenen gebeurt, zoals het zoeken van een btw-optimalisatie (wat allicht in populariteit zal afnemen met het nieuwe stelsel van de optionele btw-verhuur, ook al zijn hier ook subtiele maar niet te verwaarlozen nadelen aan verbonden).
Met leasingmaatschappijen wordt een leasing tegenwoordig meestal opgezet met een erfpacht and lease/rent back. Vroeger was vooral opstal courant, zij het dat dit in de praktijk in relatieve hoeveelheid sterk is teruggevallen ten voordele van de erfpachtstructuren. Een vennootschap koopt of/of bouwt een onroerend goed met een overbruggingskrediet en geeft dit vervolgens in erfpacht voor 27 jaar aan de leasingmaatschappij voor een eenmalige canon (vergoeding) van 90,00 à 97,50% van de waarde, naargelang het geval. De leasingmaatschappij, die erfpachter geworden is, least voor een periode van 15 of 20 jaar dan het onroerend goed (erfpacht) terug aan diezelfde vennootschap, waarop die volledige vergoeding opnieuw wordt doorgerekend in schijven, verhoogd met een intrest. Soms neemt dit ook de vorm aan van een drie-partijen-overeenkomst, waarbij een patrimoniumvennootschap eigenaar is en het onroerend goed in erfpacht geeft aan de leasingmaatschappij. Vervolgens least de leasingmaatschappij de erfpacht aan een met de patrimoniumvennootschap verbonden werkvennootschap. Na afloop van het erfpachtrecht wordt de patrimoniumvennootschap opnieuw volle eigenaar door natrekking.
Ontvang gratis onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte!